Qing dynastie
De 'Qingdynastie' was de laatste keizerlijke dynastie van China. De keizers waren in deze periode afkomstig van de Mantsjoe, die rond 1644 de laatste inheemse dynastie, de Ming-dynastie, afloste. Een korte revolutie in 1911 onder leiding van Sun Yat-sen maakte in 1912 een einde aan het keizerrijk. De Mantsjoe-heersers van de Qingdynastie waren etnisch verwant aan de Jurchen van de vroegere Jin-dynastie (1115-1234). Hun machtsbasis lag van oorsprong buiten de Chinese Muur, rondom het huidige Shenyang (tijdens de Qing Mukden genaamd) in Noordoost-China. De Mantjoes waren nauw verwant aan de Mongolen. Zelfs hun schriften leken op elkaar. De Mantsjoe-staat vormde een sterke militaire macht en werd pas als een bedreiging erkend door de Ming toen het vrijwel te laat was. In 1636 ging de staat zich Qing noemen en in 1644 werden de Qing door noordelijke generaals China binnengelaten om een burgeroorlog te beslechten. De keizer had ten tijde van de Qing-dynastie absolute macht. Hij werd terzijde gestaan door een raad van invloedrijke ministers. De keizerlijke residentie was de Verboden Stad in Peking. Ook hield de keizer er een zomerpaleis op na.